zaterdag 5 februari

Om half 5 (!!!)  liep de wekker af, en dat noemen ze vakantie! Om half 6 zouden we opgehaald worden voor onze trip naar Senegal. De nachtportier was niet helemaal blij, hij werd wakker van ons gestommel door de duistere lobby, maar de deur ging gelijk van het slot en 2 stoelen werden gepakt, zodat we netjes konden wachten op de bus. Even na half 6 kwam de bus voorrijden, we waren niet de enigen die nog wat slaperig waren. Na ons moesten we nog naar een paar adressen om mensen op te pikken en daarna reden we naar Banjul, waar we moesten wachten op de ferry. Nu hebben we wel eens meer een tochtje met een veerboot gemaakt, maar dit slaat werkelijk alles! Een oude roestige schuit, die in Nederland waarschijnlijk al 25 keer was afgekeurd en daar ging werkelijk van alles op. Van gammele vrachtwagens, een taxi die het niet meer deed en erop en eraf geduwd moest worden, mensen met allerhande koopwaar op hun hoofd, tot geiten en schoenenpoetsers, een kleurrijk maar oh zo rommelig geheel, een avontuur op zich! Na zo’n 3 kwartier varen over the Gambia River kwamen we in Barra aan. Door onze gids Matarr werden we mee de markt op genomen, dan kijk je ook je ogen uit. Achter de markt stond onze open wagen, een omgebouwde legertruck, alleen via een gammel trappetje te beklimmen.
grensovergang Gambia-Senegal
Eerst werd er koers gezet naar de grens met Senegal, al weet je dat je in een 3e wereldland op vakantie bent, toch schrik je eigenlijk van de armoede die aan je voorbijtrekt, beelden die je alleen kent van je grote mooie kleurentv thuis. Schamele hutjes rond een waterput zijn geen uitzondering maar regel. Opvallend is ook de in onze ogen “troep” die overal ligt, waarschijnlijk ligt het te wachten tot er weer een onderdeel nodig is. Na een uurtje waren we bij de grens, de bus wordt meteen bestormt door voornamelijk kinderen die of iets aan je kwijt willen, bananen of pinda’s, of iets van je willen hebben, “sweets” “minty’s”, pennen/potloden of “presents”. Onze gids Matarr was met de paspoorten naar de douane om de broodnodige stempels te halen, leuk als aandenken maar we vragen ons nog steeds af of er iemand iets gemerkt had, als we gewoon doorgereden waren, de hekken stonden gewoon open en er was geen douanier te zien, die zaten vast allemaal binnen te stempelen.
 Al vrij snel na de grensovergang was de bestemming bereikt, Wildpark Fathala, in een gebied van 2000 hectare waar oa giraffen,  neushoorns, wrattenzwijnen (pumba’s) en wat kuddes antilopes rondlopen…tsja…ga dan maar eens zoeken waar ze zijn! Op het dak van de truck zat dan ook een gids van het wildpark, en zodra zij iets in beeld had, ging de truck van het onverharde pad af, dwars door de bush om zo dicht mogelijk bij de dieren in de buurt te komen, Bert heeft mooie plaatjes kunnen schieten. We zijn zo’n 2 uur kris kras door de “jungle” gehobbeld en hebben zelfs 1 van de 2 giraffes gezien. Hierna gingen we weer terug naar de ingang van het park, achter hekken zaten 2 hyena’s, en op een muurtje 2 van de 3 bavianen, in 1e instantie zag het er toch wel diervriendelijk uit, totdat we er achterkwamen dat ze vast zitten aan een tuigje met 3 meter ketting. De meeste van ons reisgezelschap vonden het zielig en echt niet kunnen, hoog tijd om de
 apenbescherming erop af te sturen, meteen merk je dan ook het verschil met de Gambianen, die vonden het vreselijk vermakelijk allemaal. Gelukkig was het tijd geworden voor de lunch, verse stokbroodjes die je zelf kon beleggen met een soort van aardappel/ei salade, tonijnsalade, “iets” met garnalen, tomaten en komkommer. Uit de meegesleepte koelbox kwamen flesjes fris. Heerlijk! Na de lunch kon je nog eventjes zelf aan de wandel, de schildpadjes fotograveren of de zebra’s die vrij op de bijna lege parkeerplaats rondlopen. Weer werd er koers gezet naar de grens, waar de procedure van ’s morgens zich herhaalde, de gids verdween met alle paspoorten naar binnen en wij werden weer bestookt met van allerhande koopwaar.
Hierna was het tijd voor de volgende “attractie”, een bezoek aan een plaatselijk
Wildpark Fathala in Senegal
 dorpje, eerst werd ons speciaal gebatikte doeken geshowt en daarna werden we hartelijk ontvangen door de vele vele kinderen en liepen als snel met 3 of 4 kinderen per persoon om ons heen naar de dansplek onder een paar grote Baobab bomen lekker in de schaduw. Nadat de kinderen ons de dans hadden laten zien en uitleg was gegeven over wa het allemaal te betekenen had, werden ook wij uitgenodigd om mee te doen. Het scheen een soort vruchtbaarheidsdans te zijn, dus Maureen heeft voor de eer bedankt, 4 is echt genoeg! Daarna zijn we weer terug naar de bus gewandeld, opnieuw uitgebreid uitgeleide gedaan door de kinderen. De weg terug was net als de weg heen, maar erg indrukwekkend, overal armoede, overal (toch blij uitziende) kinderen die naar je zwaaien en "toubab, minty!" roepen... (toubab is bijna je 2e naam in Gambia, deze wordt voornamelijk door de kinderen gegeven. Zeker als je je buiten de toeristen zone begeeft komen de kinderen uit alle hoeken en gaten lachend naar je toe gelopen/gerend en tegelijkertijd Toubab roepend. Toubab betekend eigenlijk ‘witte mens’ of anders gezien een wandelende portemonnee. Ze willen graag een snoepje, een pen of geld en zijn gek op lege water flessen). De terugtocht met de ferry was weer net zo’n kleurrijk en aparte belevenis als die in ochtend, deze ferry was alleen iets groter en ook iets nieuwer, zodat we een heerlijke zitplaats op het bovendek konden bemachtigen. Na zo’n 3 kwartier varen waren we weer heelhuids aan de overkant. In omgekeerde volgorde werd iedereen weer bij zijn/haar hotel of appartement afgezet. Daarna wat boodschapjes voor het avondeten, een pasta met bolognesesaus, een lekker toetje en na de koffie moe maar voldaan naar bed, bijkomen van alle indrukken...